PublicatiesAllesAnalyse bezuiniging toeslag kinderopvang
Alles

Analyse bezuiniging toeslag kinderopvang

3

August

2024

Nieuwe klap voor minima door kinderopvangplan

De afgelopen week was er veel media-aandacht over het voornemen van het nieuwe kabinet om te bezuinigen op de kinderopvang in 2026. Door in 2026 de toeslagtarieven te bevriezen wordt een besparing gerealiseerd van ruim € 250 mln. De voorgenomen wetswijziging is op 25 juli 2024 gepubliceerd voor inspraakreacties. In deze analyse kijken we naar de inkomenseffecten en onderbouwing van deze bezuiniging.  
De samenvatting: het bezuinigen op de toeslagtarieven levert een substantiële lastenstijging op van honderden euro’s voor lage inkomens terwijl hogere inkomens profiteren van duizenden euro’s korting op de ouderbijdrage.
Er zijn alternatieven om de beoogde bezuiniging van 250 miljoen euro te realiseren of evenwichtiger te verdelen. Die alternatieven worden in het wetsvoorstel weggewuifd met beleidsdogma’s ("96% toeslag voor iedereen moet"), zwakke argumenten ("want dat voorkomt hoge terugvorderingen") en gelegenheidsprincipes ("en externe factoren, zoals het aanpassen van veel te hoge ramingen, nemen we niet mee").  

Bijna gratis kinderopvang treft lage inkomens het zwaarst, deel 1

De bezuiniging van ruim € 250 mln. staat - volgens de toelichting - los van de extra investering van € 2,9 miljard in bijna gratis kinderopvang vanaf 2027. Het is echter geen rare redenering om te bedenken dat, als je in plaats van € 2,9 slechts € 2,6 miljard besteed aan de plannen, er dan geen bezuiniging van € 250 mln. nodig is.        
Ter dekking van de kinderopvangplannen sneuvelde in het vorige kabinetsplan al de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). In een eerdere analyse heb ik onderbouwd dat die maatregel de laagste inkomens het zwaarste treft. En hoe zit het precies met de inkomenseffecten van deze nieuwe bezuiniging in 2026?

Bijna gratis kinderopvang treft lage inkomens het zwaarst, deel 2

In de toelichting staat: “Het is niet mogelijk om op voorhand te zeggen wat de inkomenseffecten van het niet-indexeren voor ouders precies zullen zijn. Dit is namelijk van een aantal specifieke factoren afhankelijk: het verzamelinkomen van de ouders, het aantal kinderen dat naar de opvang gaat, het type opvang en de opvangtarieven, enzovoorts.”

Dat is een te makkelijk excuus dus laten we de inkomenseffecten eens op een rij zetten voor huishoudens die met 1 kind in de dagopvang voor 2 dagen per week starten en in 2024 en in 2025 een uurtarief betalen dat gelijk is aan het toeslagtarief. In de toelichting bij het wetsvoorstel staat dat de verwachte index in 2026 3,76% bedraagt en dat die door deze bezuiniging komt te vervallen. Om het beeld compleet te maken is voor 2027 dezelfde index toegepast.

Hieronder eerst de inkomenseffecten voor een huishouden met een laag inkomen (€ 20.000 per jaar). Die groep huishoudens betaalt in 2026 en 2027 netto tweemaal zoveel aan de kinderopvang als dit jaar en levert op jaarbasis ca. € 500 in.


Voor huishoudens met een hoog inkomen is het inkomenseffect totaal anders.

Duizenden euro’s voordeel van bijna gratis kinderopvang voor hoge inkomens    

De hoogste inkomens gaan er geen honderden euro’s op achteruit. Sterker nog ze profiteren van een netto-kosten voordeel van duizenden euro’s.
Hieronder de inkomenseffecten voor een huishouden met een hoog inkomen (€ 120.000 per jaar) met hetzelfde opvangaanbod.

Die groep huishoudens betaalt in 2025 al minder door de verhoogde toeslag. En door dat voordeel betalen zij in het bezuinigingsjaar 2026 nog steeds enkele honderden euro’s minder.

In 2027 krijgt deze groep 96% van de kosten vergoed en bedraagt het kostenvoordeel in vergelijking met 2024 geen honderden maar zelfs duizenden euro’s.
Dit huishouden is ca. € 5.500 netto minder kwijt en voor huishoudens met nog hogere inkomens kan dat bedrag oplopen tot bijna € 7.000 netto.
Daarmee heeft de groep hogere inkomens geen enkele last van de bezuiniging in 2026 en worden zij ook ruimschoots gecompenseerd voor het afbouwen van de IACK vanaf 2027.

De jojo voor modaal

Voor de modale gezinnen met kinderopvang levert het bezuinigingsplan een wonderlijk beeld op. Hieronder de inkomenseffecten voor een huishouden met een modaal inkomen (€ 40.000 per jaar) met hetzelfde opvangaanbod.

Die groep huishoudens profiteert in 2025 eerst van de toeslagverhoging en betaalt 60% minder aan kinderopvang. Dat voordeel verdwijnt grotendeels in het bezuinigingsjaar 2026. In vergelijking met 2024 betaalt deze groep in 2027 nog steeds enkele honderden euro’s minder.


In onderstaande grafiek de netto-kostenvergelijking tussen 2024 en 2027 voor verschillende inkomensgroepen:  

Overschot van 476 miljoen euro niet besteed aan dempen effect lage inkomens …  

Recent - in de voorjaarsnota 2024 – zijn de begrote toeslaguitgaven meerjarig naar beneden bijgesteld en niet met een klein beetje. Er is een besparing ingeboekt op de toeslaguitgaven oplopend tot 476 miljoen euro in 2029. Dat komt doordat het CBS de prognose van het aantal geboortes sterk naar beneden heeft aangepast.
In juni 2024 is de voorjaarsnota behandeld in de Tweede Kamer en heeft de meerderheid van de Tweede Kamer die besparing niet ingezet om de bezuinigingen op de indexering van het toeslagtarief te dekken en daarmee de laagste inkomens te ontzien.
Volgens de toelichting op het wetsvoorstel zijn dergelijke ramingen van het toeslagvolume “externe factoren die niet met de benodigde snelheid en precisie te beïnvloeden zijn met overheidsbeleid”.
Dat betekent dat een ramingsbesparing van bijna 500 miljoen euro niet gebruikt wordt als dekking voor de € 250 mln. die het kabinet met deze bezuiniging wil binnenhalen.  

Beeldvorming en beleidsdogma belemmert oplossing voor lage inkomens  

Volgens het kabinet zijn ramingsaanpassingen dus niet in beeld en blijven uitsluitend 2 beleidsmatige variabelen over om de bezuiniging te realiseren:
a. de hoogte van de maximum uurprijs, en
b. de vergoedingspercentages waarop ouders per inkomensgroep aanspraak kunnen maken.

Het kabinet wuift optie b. - het verlagen van de vergoedingspercentages voor hogere inkomens - weg. “Straks moet iedereen 96% toeslag hebben, en dus heeft het geen zin om in 2026 de vergoeding voor hogere inkomens minder riant te maken.” is de redenering in het wetsvoorstel. Dat is opmerkelijk omdat die optie aanmerkelijk meer bijdraagt aan bestaanszekerheid en een fors hogere ouderbijdrage voor lage inkomens voorkomt.

Het argument om niet een minder pijnlijke oplossing te kiezen is dat – volgens de toelichting – 96% toeslag voor alle inkomensgroepen een enorm voordeel heeft omdat het de zekerheid biedt dat ouders niet meer te maken krijgen met hoge terugvorderingen door inkomensstijgingen.

Fictie: 1 toeslagtarief voorkomt hoge terugvorderingen

De beeldvorming dat inkomensstijgingen bij de kinderopvangtoeslag een belangrijke oorzaak zijn van hoge terugvorderingen is echter onjuist, meldt de Dienst Toeslagen.  
Hoge terugvorderingen in de kinderopvang werden, en worden nog steeds, niet veroorzaakt door de inkomensafhankelijkheid. De belangrijkste oorzaak voor een hoge terugvordering was in toeslagjaar 2021 het feit dat ouders voor meer opvanguren toeslag aanvroegen en bleek dat ze minder uren hadden afgenomen.

Bron: Dienst Toeslagen - Stand van de uitvoering 2023

Feit: belangrijkste oorzaak van hoge terugvorderingen is al weg

Sinds 1 januari 2022 zijn kinderopvangaanbieders wettelijk verplicht om elke maand gegevens over de opvang van ouders aan te leveren bij de Belastingdienst/Toeslagen. Dat is een van de maatregelen uit het Verbetertraject Kinderopvang. De gegevens laten zien hoeveel uur een kind de afgelopen maand naar kinderopvang is geweest. De Belastingdienst vergelijkt deze gegevens met de door de ouder opgegeven schatting in de aanvraag van de toeslag. Bij een groot verschil neemt de Belastingdienst contact op met de ouders om de gegevens te controleren en eventueel aan te passen. Het is dus geen toeval dat - sinds deze maatregel in 2022 - er geen nieuwsberichten meer zijn over nieuwe hoge terugvorderingen.

Het argument - in de toelichting bij het wetsvoorstel - dat we voor alle inkomens 1 toeslagtarief van 96% nodig hebben om ouders te vrijwaren van hoge terugvorderingen is niet van toepassing op de kinderopvangtoeslag. Het is dus een raadsel waarom het nieuwe kabinet vasthoudt aan het dogma 96% toeslag voor alle inkomens. Dat dogma is de onderbouwing voor duizenden euro’s meer koopkracht voor hoge inkomens en honderden euro’s minder koopkracht voor lage inkomens.

Van meer toeslagtarieven en minder dan 94% korting voor hoge inkomens heeft niemand last

Hoge inkomens betalen nu 66,7% van de kinderopvangkosten zelf. In 2027 daalt dat tot slechts 4% en dat is een korting op de netto kosten van 94% (!!!) die duizenden euro’s per huishouden aan extra belastinggeld kost.
Dat wordt beleidsmatig onderbouwd met het argument dat ze daarmee gevrijwaard blijven van hoge terugvorderingen die - volgens de Dienst Toeslagen - vrijwel niet (meer) voorkomen.
Met dat argument wordt de makkelijkste oplossing voor het koopkrachtverlies van de lage inkomens van tafel geveegd. Iets minder korting op de kinderopvangkosten voor hogere inkomens levert voldoende ruimte op om lage inkomens te ontzien. En ja, dan kan het zijn dat er inkomensgroepen met meer bestaanszekerheid minder dan 96% toeslag ontvangen. Maar er is meer mogelijk om de lage inkomens tegemoet te komen.  

Externe factoren meenemen in beleid helpt bestaanszekerheid lage inkomens

De bijgestelde ramingen van het toeslagvolume worden door het kabinet weggewuifd als dekking voor bezuinigingen omdat die “externe factoren niet met de benodigde snelheid en precisie te beïnvloeden zijn met overheidsbeleid”.
In het verkiezingsprogramma van NSC werden de plannen van het vorige kabinet nog als onhaalbaar betiteld. En ook de VVD schrapte de plannen van het vorige kabinet uit de CPB doorrekening van het verkiezingsprogramma omdat de plannen niet realistisch zouden zijn door de oplopende personeelstekorten.

In de meerjarenramingen is een enorme volume- en toeslaguitgavenstijging van in totaal ca. 60% (2,9 miljard euro) opgenomen voor dekking van de kabinetsplannen voor bijna gratis kinderopvang. Ongeveer de helft daarvan wordt onderbouwd met extra volume door toenemende vraag, de andere helft wordt onderbouwd met extra toeslag voor de gebruikers. Tegelijkertijd zien we de personeelstekorten verder oplopen in het eerste kwartaal van 2024:

 
Ook laten de meest actuele prognoses zien dat – ook zonder bijna gratis kinderopvang – de personeelstekorten en dus de wachtlijsten verder oplopen waardoor de nu begrote volumegroei niet gerealiseerd kan worden.

Prognoses voor personeelstekorten in de opvang worden steeds pessimistischer

In 2022 werd door SZW nog een personeelstekort begroot van ca. 7.000 medewerkers in 2031 zonder gratis opvang en 29.000 met:


In de meest recente cijfers is dat tekort in 2024 al hoger (7.700 in 2024 in plaats van 7.000 pas in 2031) en loopt dat op naar bijna 20.000 in 2033 zonder gratis opvang en naar bijna 42.000 als de plannen onverkort worden doorgezet.
Dat zou al een bevestiging moeten zijn dat de door het Rijk begrote uitgaven aan kinderopvangtoeslag geen realistisch beeld geven omdat er geen personeel is om die begrote groei aan opvang en toeslaguitgaven te realiseren.


Mbo-instroom krimpt komende jaren

Dat beeld wordt bevestigd door de prognoses van het ministerie van Onderwijs voor de MBO in- en uitstroom naar de kinderopvang.
In de meest recente prognose wordt rekening gehouden met een terugloop van het aantal studenten tot ongeveer 437 duizend (-14%) in 2038. In een recente Kamerbrief luidt de minister van OCW zelfs de noodklok over de terugloop van het aantal MBO studenten.

De begroting van SZW trekt zich daar niets van aan. Daarin zien we nog steeds een substantiële groei van toeslaguitgaven terwijl de belangrijkste bron van personele inzet – de MBO uitstroom - de komende jaren zo sterk afneemt. Tel daarbij op de prognose voor de zorg die qua arbeidsmarkt rechtstreeks concurreert met kinderopvang.
Volgens de meest recente prognoses vervijfvoudigt het personeelstekort en met de huidige plannen stevent de kinderopvang dus af op een vervijfvoudiging van de wachtlijsten en een structureel en substantieel begrotingsoverschot.  

Volumegroei capaciteit op dieptepunt  

De volumegroei van de kinderopvangcapaciteit in geregistreerde kindplaatsen heeft door schaarste aan ruimte en personeel in 2024 een dieptepunt bereikt. In 2009 groeide de kinderopvang capaciteit in geregistreerde kindplaatsen nog met ruim 6% per jaar. In 2024 is dat nog iets meer dan 2% terwijl de wachtlijsten toenemen.

Hoe waarschijnlijk is het dat met een afnemende groei van de capaciteit de actuele meerjarenbegroting voor de kinderopvang gerealiseerd wordt? En hoe realistisch is het dat - gelet op de prognoses voor de personeelstekorten - de opvangcapaciteit binnen 5  jaar met 30% kan worden uitgebreid terwijl de huidige jaarlijkse groei zo laag is en een dalende trend laat zien?


Realistischer raming kinderopvangbegroting biedt ruimte om lage inkomens te ontzien

In de voorjaarsnota is al aangekondigd dat alle ramingen in de Rijksbegroting grondig worden gecheckt op het realiteitsgehalte om structurele onder-uitputting van budgetten tegen te gaan en te voorkomen dat middelen op de plank blijven liggen die beter ingezet kunnen worden.
Ook na de recente afboeking op de kinderopvangbegroting van 476 miljoen euro zit er nog een luchtbel van honderden miljoenen in de meerjarenramingen. Dat zijn honderden miljoenen die nu niet benut worden om de laagste inkomens te ontzien.

toeslagen
buitenhek
childcare
coalitieakkoord
gratis kinderopvang
kinderopvang politiek
kinderopvangtoeslag
analyse
maximum uurtarief