PublicatiesAllesKamercommissie onderzoekt kabinetsbeleid kinderopvang in Ronde Tafel Gesprek op 4 maart 2025
Alles

Kamercommissie onderzoekt kabinetsbeleid kinderopvang in Ronde Tafel Gesprek op 4 maart 2025

27

February

2025

Rondetafelgesprek over wetsvoorstel bevriezen toeslagtarieven 2026

Op 4 maart 2025 organiseert de Kamercommissie voor SZW een openbaar rondetafelgesprek over het wetsvoorstel om € 254 mln. te bezuinigen op de indexering van de toeslagtarieven. Bureau Buitenhek is door de commissie uitgenodigd om Kamerleden te informeren over de gevolgen en de risico's van het wetsvoorstel. In deze notitie de samenvatting van de analyse van de gevolgen van de kabinetsplannen voor 2026 en daarna. Kern van de boodschap: het wordt hoog tijd dat we de feiten onder ogen zien.

Frequent bezuinigen op indexering toeslagtarieven treft lage inkomens het zwaarst …

Na 2005 is frequent bezuinigd op de toeslagtarieven: in 2006 t/m 2010 en daarna in 2012, 2019, 2023 en ook in 2025. Het gevolg is duidelijk: 20 jaar geleden was 80% van de opvang te betalen met het toeslagtarief. Nu is 80% van dat aanbod niet meer te betalen met het toeslagtarief. In de Memorie van Toelichting (MvT) staat dat deze bezuiniging de laagste inkomens “geen direct financieel voordeel oplevert”. Dat is een understatement, de ouderbijdrage verdubbelt voor de laagste inkomens en het netto nadeel kan oplopen tot meer dan €1.000 structureel per jaar. De tekst van de antwoorden op de Kamervragen (zie punt 2.) doet nog anders vermoeden, maar in de bijlage wordt dat ook door de staatssecretaris bevestigd.

Daar staat dat de eigen bijdrage van de laagste inkomens stijgt met 73% van €1.510 in 2024 naar €2.616 in 2027 (+€ 1.106). Dat ‘milde’ scenario geldt echter uitsluitend als de tarieven tussen 2024 en 2027 stijgen met de index van het toeslagtarief én de aanbieders de bezuiniging op het toeslagtarief 2025 korten op de opvangtarieven. Dat is onwaarschijnlijk en dus zal het koopkrachtverlies in 2027 hoger uitvallen. In de bijlage bij de beantwoording staat dat de hoogste inkomens er tussen 2024 en 2027 € 7.782 per jaar op vooruit gaan: van € 10.398 aan kosten in 2024 naar €2.616 in 2027:

Dat is een schril contrast tussen de effecten voor hoge inkomens (€ 7.782 extra koopkracht) en voor lage inkomens (€ 1.106 minder).

Vanaf 2023 relatief sterke tariefstijgingen en oplopende wachtlijsten door toenemend personeelstekort …

Onderstaande grafiek laat de gemiddelde jaarlijkse tariefstijging zien die aanbieders vanaf 2005 hebben doorgevoerd voor dagopvang:

De tariefstijging varieert en bedraagt vanaf 2006 tot 2019 gemiddeld 2,6% per jaar. Er is een piek in 2019 door nieuwe regels voor o.a. babyopvang en vanaf 2023 zien we de jaarlijkse tariefstijging sterk toenemen tot 8% en hoger en dat is ruim het dubbele van de tariefstijgingen in de jaren daarvoor. ‘Prijsregulering’ en ‘maximale tarieven’ zou dat oplossen is dan de aanname, maar die hoge tariefstijgingen hebben niets te maken met de winstmarges van aanbieders.
De sterk oplopende tarieven worden grotendeels veroorzaakt door de sterke stijging van de personeelskosten vanwege de toenemende schaarste aan gekwalificeerd personeel. Er waren eind vorig jaar 6.100 openstaande vacatures (Q3, 2024) en dat is een stijging van bijna 20% in vergelijking met een jaar eerder:

In de afgelopen 2 jaar bedroeg de Cao-stijging ruim 14% en ook de eisen voor de Cao vanaf 2025 zijn fors en bevatten zelfs een inzet op een kortere werkweek.

… en de prognoses zijn niet best.

Zolang de personeelstekorten toenemen, nemen de personeelskosten veel sterker toe dan de index van de toeslagtarieven. Die index is gekoppeld aan de gemiddelde loonkosten van alle branches in NL en qua personeelstekort is kinderopvang- net als zorg en onderwijs - geen gemiddelde branche en heeft het bovengemiddelde loonkostenstijgingen.
Het koopkrachtverlies voor - met name - lage inkomens zal met dit besluit de komende jaren verder oplopen door toenemende personeelstekorten en -kosten, de achterblijvende index van toeslagtarieven en de afbouw van de IACK.
Dat is een politieke keuze en - zo kan je redeneren - het gaat slechts om 10% van de opvangpopulatie ofwel 60.000 huishoudens (SZW, 2024). De hoge inkomens blijven echter ook niet buiten schot. Die groep wordt een zeer fors netto-voordeel voorgespiegeld van duizenden euro’s vanaf 2027. In ruil daarvoor krijgen ze echter een - veel - kleinere kans op opvang en dat blijft onderbelicht.      

Huidig kabinetsbeleid veroorzaakt veel langere wachtlijsten

In de antwoorden op de Kamervragen (zie punt 9.) staat dat het lastig te voorspellen is wat de gevolgen zijn van de plannen voor arbeidsmarkt en arbeidsparticipatie. De prognoses van het CPB en SCP zijn echter helder en laten - na verrekening van de bezuiniging op de IACK - geen positieve effecten zien voor de arbeidsparticipatie.

De officiële arbeidsmarktprognoses voor de branche laten een oplopend personeelstekort zien naar bijna 20.000 medewerkers in 2033 zonder invoering van nieuw beleid (Referentiescenario) en naar bijna 42.000 als 96% toeslag voor alle inkomens is ingevoerd (zie Nieuw Beleid):

Simpelweg geredeneerd verzesvoudigt door het kabinetsbeleid het personeelstekort en daarmee verzesvoudigen ook de wachtlijsten en wachttijden voor de kinderopvang in Nederland.    

Vraag neemt toe door lagere ouderbijdrage en verschuiving van informele naar formele opvang

De gemiddelde ouderbijdrage daalt van 33% in 2024, naar 4% in 2027 (zie SZW-begroting 2025, artikel 7). Dat is een gemiddelde korting van meer dan 80% en natuurlijk neemt daardoor de vraag naar opvang toe. Dat effect was er toen de ouderbijdrage halveerde vlak na de start van de Wet Kinderopvang (in 2006 en 2007), en ook de officiële onderzoeken zijn duidelijk en laten zien dat de vraag substantieel toeneemt.

Een gezin met 3x modaal dat straks 5 - in plaats van 2 - dagendagopvang afneemt betaalt, in vergelijking met 2024, bijna € 5.000 netto minder per jaar. Het tegenargument van de lobby en andere belangenpartijen kan dan zijn: “Ach, wie verdient er nu 3x modaal?” en “Ouders nemen nooit 5 dagen opvang af”.

Volgens de officiële cijfers heeft echter een kwart (24%) van alle huishoudens met kinderopvang een inkomen van 3x modaal of meer (zie SZW-begroting 2025, artikel 7).
En als uitsluitend die groep ouders slechts 1 dagje oma inruilt voor formele opvang, stijgt de totale vraag substantieel en dat is exclusief de gedragseffecten van de grote groep (76%) andere huishoudens met opvang en een lager inkomen dan 3x modaal.

Harde prognose terugloop MBO uitstroom versus boterzachte aannames over effecten maatregelen

De staatssecretaris wil de personeelstekorten dempen met: “Nieuwe mensen aantrekken, het huidige personeel behouden, en de mensen die in de kinderopvang werken, stimuleren om meer uren te gaan werken.”  Zijn voorganger wilde dat ook al en kinderopvangaanbieders zijn niet naïef, zitten niet stil en investeren al jaren fors in recruitment, opleidingen, zij-instromers en prikkels om medewerkers meer uren te laten werken. Dat heeft tot nu toe - macro - weinig resultaat.

Het aantal werknemers in de branche is in het 3e kwartaal van 2024 met 1,6% gegroeid (CBS) in vergelijking met 2023 en dat is de laagste groei sinds 2016:

Werknemers in de branche zijn ook niet meer uren gaan werken. In Q4 2010 was de gemiddelde deeltijdfactor 68% en 14 jaar later - in Q3 van 2024 - is dat, ondanks alle inspanningen van overheid en ondernemers, nog steeds hetzelfde.

De leerlingaantallen in het MBO krimpen en ook voor de Sectorkamer Zorg, Welzijn en Sport wordt een krimp verwacht van ca. 7% tot 2039:

De aanvoer van nieuwe arbeidskrachten krimpt de komende jaren, en door verder oplopende tekorten zal de gesubsidieerde concurrentie op de arbeidsmarkt toenemen vanuit omliggende branches. We halen het nu niet in ons hoofd om de klassengrootte in onderwijs te verkleinen of een BPR - een beroepskrachtpatiënt ratio - in de zorg in te voeren waardoor de personele inzet met 20% stijgt.

Voor de kinderopvang is dat echter anders en worden de oplopende vraag, het stijgend personeelstekort en de toenemende wachtlijsten weggeredeneerd en -gelobbyd. In omliggende sectoren luidt de noodklok steeds harder: zie Schaarste schuurt (onderwijs) of de Kamerbrief van de minister van VWS (zorg). Voor de kinderopvang wordt echter nog steeds een fata morgana in de lucht gehouden.

De realiteit is dat ook dit kabinet de oplopende tekorten in de kinderopvang niet gaat oplossen. Als de voet niet van het gaspedaal gaat en het huidige opportunisme het wint van de realiteitszin, hebben geluksvogels mét een hoog inkomen en mét een opvangplek een enorm nettolastenvoordeel. Voor de overige jonge gezinnen wordt opvang een tombola met meer onzekerheid over een plek, en krijgen lage inkomens - naast die onzekerheid - een enorm lastennadeel.

Welke alternatieven zijn er voor de dekking van € 254 miljoen van dit wetsvoorstel?

In de MvT (zie 2.2) worden enkele alternatieven afgeschoten omdat het kabinet - ondanks de adviezen en prognoses van alle onafhankelijke adviesorganen - koste wat het kost wil vasthouden aan 96% voor alle inkomens. Voor partijen die de realiteit zien en evidence-based beleid willen voeren, zijn er alternatieven die aantoonbaar beter scoren op maatschappelijk rendement.      

a.     Volg de wetenschap (CPB en SCP) en het verkiezingsprogramma van VVD en NSC

Het meest voor de hand liggende alternatief is het schrappen van de plannen voor bijna gratis opvang. In het NSC-verkiezingsprogramma werd al erkend - op basis van wetenschappelijke analyses - dat de kabinetsplannen onhaalbaar waren. Ook het aangepaste VVD-programma bij de CPB-doorrekening hield rekening met het schrappen van de opvangplannen én het schrappen van de hier aangekoppelde bezuiniging op de IACK. Dat plan levert per saldo € 1,2 mld. aan structurele bezuiniging op en dat is ruim voldoende voor dekking van € 254 miljoen die dit voorstel beoogt. Verder levert het een nettolasten-voordeel op voor alle huishoudens met jonge kinderen door het in stand houden van de IACK. Volgens het CPB levert het ook een hogere arbeidsparticipatie op omdat de IACK een veel effectiever en efficiënter middel is om arbeidsparticipatie te stimuleren dan de opvangplannen. Aanvullend dempt het de sterk oplopende wachtlijsten die gekoppeld zijn aan de plannen waardoor er minder onzekerheid komt over een opvangplek.

b.     Gebruik substantiële onderbenutting kinderopvangtoeslag voor dekking bezuiniging  

Slechts 4 weken voor publicatie van het Hoofdlijnenakkoord werd in de Voorjaarsnota 2024 al duidelijk dat het budget kinderopvangtoeslag meerjarig naar beneden is bijgesteld, oplopend tot een structurele meevaller van € 476 miljoen in 2029. Dat komt met name doordat het CBS de prognose van het aantal geboortes sterk naar beneden heeft aangepast. Het wetsvoorstel is een mutatie op dezelfde begrotingspost en de dekking voor dit punt had dus uit deze structurele meevaller bekostigd kunnen worden als de coalitiepartijen of een andere meerderheid van de Kamer dat had gewild. En volgens deze analyse van bezuinigingen op de toeslag kinderopvang is er nog veel meer ruimte in de meerjarenbegroting voor dekking van € 254 mln.                  

c.      Laat werkgevers een fair share bijdragen aan de kosten van de kinderopvang

Uitgangspunt van de Wet kinderopvang is dat werkgevers 1/3 deel bijdragen aan de kinderopvangkosten. Elke werkgever betaalt daarvoor aan de Belastingdienst een uniforme opslag kinderopvang (Aof) van 0,5% van het salaris. In 2012 is die opslag verhoogd met als doel om weer terug te komen op een fair share (1/3 deel). In de SZW-begroting 2025 (artikel 7) zien we dat de werkgeversbijdrage daalt van 26% in 2023 naar 23% in 2025 en dat is aanmerkelijk lager dan het beoogde 1/3 deel.

Als de opslag kinderopvang met 15% wordt verhoogd - naar 0,575% - stijgt de werkgeversbijdrage weer naar het niveau van 2023 (26%) en biedt dat dekking voor € 254 mln. Deze dekking van werkgevers ligt voor de hand aangezien ook werkgevers baat hebben bij meer toegankelijke kinderopvang.  

analyse
buitenhek
CPB
coalitieakkoord
childcare
kinderopvangtoeslag
kinderopvang politiek
indexering
maximum uurtarief
werkgeversbijdrage