1
September
2016
In de recente beantwoording van Kamervragen van SP Kamerlid Siderius bevestigt de minister dat kinderopvangaanbieders bij het vaststellen van het aantal contracturen niet belemmerd worden door wettelijke bepalingen. Hij schrijft: ‘De wet schrijft niet voor welke tijdseenheden houders zouden moeten gebruiken voor de berekening van de afgenomen tijd kinderopvang. Dat is onderdeel van de contractvrijheid tussen houder en ouders.’
Ook erkent de Minister dat maatwerk een prijs heeft:
‘Indien wettelijke bepalingen zouden voorschrijven dat alleen betaald mag worden voor de precieze uren die zijn afgenomen, is te verwachten dat in de meeste gevallen een hoger uurtarief berekend moet worden om zo de kosten te kunnen blijven dekken. Daarbij is de kinderopvangsector een vrije markt, waarbij houders vrij zijn in het bepalen van het soort contract en opvangtijden, onder andere rekening houdend met bedrijfsmatige overwegingen en vraag en aanbod in de sector. Ik acht ouders goed in staat om de opvanginstelling en contractsituatie te kiezen die past bij hun wensen’ (zie kamerbrief 25 augustus 2016).
De dreiging van overheidsingrijpen in de contractering van kinderopvang lijkt daarmee definitief verleden tijd. Dat is ook niet zo vreemd omdat uit eerder onderzoek is gebleken dat er de afgelopen jaren steeds meer maatwerk aangeboden is. Dat maatwerk is veelal tot stand gekomen in reactie op de krimpende markt.
Uit een recente steekproef blijkt dat de prijs van maatwerk (minder uren per dag of minder weken per jaar) stevig varieert tussen aanbieders. Dat geldt niet alleen bij de opslag voor de contracten van 40 of 48 weken, maar ook bij contracten met minder contracturen per dag. Waar de ene aanbieder geen enkele tariefopslag legt op de afname van minder contracturen (bijvoorbeeld halve in plaats van hele dagen) geldt bij andere aanbieders een opslag op het uurtarief van 5 procent of een veelvoud daarvan.
Menig aanbieder ziet zelfs volledig af van het aanbieden van al te veel maatwerk in de wetenschap dat kinderen met halve dagen (of minder weken) planningstechnisch al gauw ‘in de weg zitten’ van kinderen die voor hele dagen of meer weken geplaatst kunnen worden. En uit die steekproef blijkt ook dat met name de tariefopslag voor minder contracturen per dag nu al bij de meeste aanbieders geenszins kostendekkend is. De potentiële besparing op variabele kosten in de exploitatie is in die gevallen veel lager dan het gegarandeerde omzetverlies door verlies aan contracturen.
In de afgelopen jaren – met teruglopende bezettingsgraden – was dat niet of nauwelijks een knelpunt. Ieder extra uurtje in een halfvolle groep waarborgt dan immers een betere dekking voor de vaste kosten.
De komende jaren zal dat veranderen. In een oplevende markt kunnen de ‘opportunity costs’ van minder-weken- of minderopeningsurencontracten – in termen van gemiste omzet – stevig oplopen. En dat betekent dat bij de komende begrotingsrondes de tariefopslag en de samenstelling en tarifering van het maatwerkaanbod opnieuw tegen het licht gehouden zal worden.
De uitdaging voor ondernemers ligt dan niet zozeer bij het vaststellen dat het maatwerkaanbod qua kostendekking te laag geprijsd is. Dat blijkt namelijk meer regel dan uitzondering. Uitdagender wordt de afweging hoe sterk, hoe en wanneer in het maatwerkaanbod gesnoeid moet worden. De afwegingen rond de begroting, het aanbod en de tarieven van 2018 zullen gedomineerd worden door de effecten van de kwaliteitsimpuls (Akkoord Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang). De begrotingscyclus die nu gaande is voor 2017 is dan bij uitstek een prima moment voor een evaluatie van de marge op maatwerk.
Reageren? ed@buitenhek.nl.
www.bbmp.nl