20
December
2021
Forse kostenstijging voor gemeenten verwacht
Met de plannen uit het regeerakkoord om de kinderopvangtoeslag voor alle ouders te verhogen naar 95% en daarmee de ouderbijdrage te verlagen naar standaard 5%, wordt ook de toegankelijkheid voor de peuteropvang verbeterd. Dat wil zeggen voor de ouders die gebruik maken van de kinderopvangtoeslag. Dat lijkt dus goed nieuws, maar wie gaat die extra kosten betalen voor de bijna 50.000 peuters in de peuteropvang waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag?
Gemeentetoeslag peuteropvang
Om de toegankelijkheid voor ouders met en zonderkinderopvangtoeslag zoveel mogelijk gelijk te stellen, subsidiëren de meeste gemeenten ook een inkomensafhankelijk bedrag voor de peuteropvang. Dit bedrag is veelal in hoogte vergelijkbaar met de kinderopvangtoeslag bij een vergelijkbaar gezinsinkomen en wordt daarom ook wel de ‘gemeentetoeslag’ genoemd. Zo betalen ouders met en zonder kinderopvangtoeslag in de peuteropvang, bij een vergelijkbaar gezinsinkomen, een vergelijkbare netto ouderbijdrage. Een mooie systematiek voor gelijke toegankelijkheid, waarbij het dus niet uitmaakt of het inkomen door één of twee ouders wordt verdiend.
€ 8 miljoen aan meerkosten
Met het verhogen van de kinderopvangtoeslag zal, bij behoud van gelijke toegankelijkheid, de gemeentetoeslag voor de peuteropvang ook moeten gaan stijgen. Afhankelijk van het gemiddeld gezinsinkomen kan dat om forse bedragen gaan. In onderstaande tabel is dit op een rij gezet op basis van het aanbod van twee dagdelen van 4 uur per week (320 uur per jaar). De inkomensgroepen en het uurtarief (€ 8,50) zijn uit de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang 2022 overgenomen.
Bij een modaal inkomen (derde inkomensgroep) gaat het per peuter om een verlaging van de ouderbijdrage met € 164 per jaar. Dit bedrag lijkt beperkt, maar landelijk – met circa 50.000 peuters die gebruik maken van gemeentefinanciering – krijgen gemeenten ongeveer € 8 miljoen aan extra kosten als ze voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag de ouderbijdrage verlagen.
Opnieuw segregatie?
Een deel van de gemeenten zal deze meerkosten kunnen betalen. Maar voor gemeenten die bijvoorbeeld nu al worstelen met de beschikbare GOAB-middelen (https://www.buitenhek.nl/publicaties/nog-steeds-ongelijke-onderwijs-kansen-voor-peuters) zal het nodig zijn om de gelijke toegankelijkheid voor ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag los te laten. Zij zullen van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag een (flink) hogere ouderbijdrage moeten vragen dan bovengenoemde € 136 per jaar. Het is van belang dat bij de verdere uitwerking van de plannen, aandacht wordt besteed aan het financiële effect voor gemeenten en de bijkomende risico’s op ongelijke toegankelijkheid en segregatie.
Uitzondering laagste inkomensgroep
Wat verder nog opvalt is dat ouders uit de laagste inkomensgroep nu 4% ouderbijdrage betalen en het voorstel voor een verhoging van de ouderbijdrage zorgt. Het is aannemelijk dat voor deze laagste inkomensgroep de bijdrage niet zal worden verhoogd. In de nadere uitwerking zal blijken of er straks alsnog voor overall 4% wordt gekozen (zoals eind 2020 al als scenario is gepresenteerd in het ‘Eindrapport Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen’) of dat een uitzondering voor deze inkomensgroep wordt gemaakt.
Tot slot
Door de kinderopvangtoeslag alleen te blijven bezien als arbeidsmarktinstrument, valt dus straks een deel van de peuter-ouders buiten de boot als het gaat om de verlaging van kosten. Gemeenten zullen uiteraard hun best doen om de verschillen zoveel mogelijk te beperken. Er moet echter rekening worden gehouden met het feit dat de financiële consequenties niet voor alle gemeenten zonder meer op te brengen zijn.