22
December
2020
De Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag(POK) deed onderzoek naar problemen rond de fraudeaanpak bij de kinderopvangtoeslag. De commissie hield in november 2020 openbare verhoren. Een week voor Kerst 2020 biedt de commissie haar verslag met bevindingen aan de Tweede Kamer aan. Dus tegen de tijd dat deze column verschijnt heeft de commissie haar rapport al gepubliceerd (op 17 december 2020 is het rapport gepubliceerd, zie https://www.tweedekamer.nl/nieuws/kamernieuws/eindverslag-onderzoek-kinderopvangtoeslag-overhandigd).
Een Parlementaire onderzoekscommissie komt vaker voor maar Parlementaire ondervragingscommissies zijn schaars. Eerder waren er slechts 2 ondervragingscommissies: één over de ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (o.a. over de buitenlandse financiering van moskeeën) en een andere over trustkantoren en de fiscale adviespraktijk (naar aanleiding van het lekken van de Panama Papers over belastingontwijking).
Bij een ‘ondervraging’ denk ik niet meteen aan een interview met bestuurlijke en ambtelijke overheidsdienaren. Ik denk dan eerder aan verdachten die op het politiebureau aan de tand gevoeld worden over zaken die het daglicht niet kunnen verdragen.
En precies dat karakter kregen de interviews met bestuurders en ambtenaren mede door de wijze waarop de Tweede Kamer - als controleur van de bestuurlijke en uitvoerende macht - de afgelopen jaren over dit drama is geïnformeerd.
Informatie over de toeslagenproblematiek werd de Kamer niet, niet volledig of niet op tijd aangeleverd en volgens de meeste ondervraagden was het – met de kennis van nu – ‘verbijsterend’ en een complete verrassing hoezeer de gedupeerde burgers waren gemangeld. Wie terugkeert in de tijd ziet dat de ellende van de slachtoffers al in 2014 bekend was. Niet alleen bij die ouders zelf, maar ook bij de verantwoordelijk bewindspersonen van toen. In een kamerbrief- Keuzes voor een beter belastingstelsel - rapporteerde staatssecretaris Wiebes in 2014 al: “Terugvorderingen van tienduizenden euro’s zijn dagelijkse kost, maar de claims kunnen oplopen tot boven de ton” en “Wie kan zich niet de familiedrama’s voorstellen in huishoudens waar grote bedragen aan voorschotten moeten worden teruggevorderd?”
De commissieverhoren toonden onweerlegbaar aan dat er van “moeten terugvorderen” veelal geen sprake was en dat de familiedrama’s vrij eenvoudig voorkomen hadden kunnen worden.
Als oplossingsrichting werd toen echter niet gekeken naar de oorzaak van die problematiek bij de uitvoerders. Het systeem zorgde immers voor die problematiek en niet de uitvoerders was toen de argumentatie. Toen nog werd een nieuw systeem - Directe Financiering - gepitched als oplossing. Een digitale portemonnee in de cloud zou het onheil voor ouders als sneeuw voor de zon doen verdwijnen. Een nieuw systeem werd de bliksemafleider voor een uitvoeringsdrama van ongekende omvang.
Wat na de ondervragingssessies van de POK wel duidelijk werd, is dat niet het systeem maar de uitvoerders de belangrijkste oorzaak waren van de problemen met de toeslagregeling. Na de ondervragingen en na de eindeloze stroom van nieuwe onthullingen van verhulde informatie kunnen we wel vaststellen dat het falen van het systeem ondergeschikt is geweest aan het falen van de mens, in dit geval de bestuurders en uitvoerders bij de Belastingdienst.
Het CPB maakte recent duidelijk dat er geen ideaal alternatief stelsel bestaat en dat aan ieder voordeel van een ander systeem ook ingrijpende nadelen kunnen kleven (zie Bijdrage aan het rondetafelgesprek over alternatieven voor het toeslagenstelsel, november 2020). “Het belangrijkste voordeel van het huidige stelsel is het maatwerk in inkomensondersteuning en dat het systeem inspeelt op de actuele gezinssituatie. Daardoor zijn de toeslagen een doelmatig instrument voor inkomensherverdeling en armoedereductie.” aldus het CPB. Het nadeel van het huidige stelsel is volgens het CPB dat er door dat maatwerk relatief veel variabelen zijn die de hoogte van de toeslag bepalen en dat maakt het stelsel relatief complex. Dat is overigens geen nieuwe conclusie. Al in 2009 was dat de conclusie In de Eindrapportage van de werkgroep Vereenvoudiging Toeslagen (IBO, 2009).
Het voedt de vraag waarom het de afgelopen 10 jaar niet is gelukt om vereenvoudigingen in te voeren. Het recente voorstel van de brancheorganisaties om al vanaf 2021 de toeslagtabel te vereenvoudigen en het aantal inkomensklassen van de KOT-regeling drastisch terug te brengen (van 69 naar 18) is onderin een la in de Kamer verdwenen. Bovenop dat voorstel liggen inmiddels de nieuwe verkiezingsprogramma’s die bulken van miljarden verslindende plannen voor gratis kinderopvang en/of systeemwijzigingen.
Dat betekent dat in 2021 en 2022 zowel ouders als uitvoerders bij de Belastingdienst nog steeds geld en energie kwijt zijn aan het afwikkelen van enkele honderdduizenden vermijdbare toeslagverrekeningen. Energie en geld dat ook kan worden gestoken in een snellere afwikkeling – een generaal toeslagpardon zo u wilt – voor de slachtoffers van dit drama.
Ook de komende kabinetsperiode zijn we nog niet van het toeslagenstelsel af, is mijn voorspelling. Wél kan een meerderheid in de Tweede Kamer het de uitvoerders, ouders en aanbieders al vanaf 2022 een stuk simpeler maken. Hoe Tweede Kamerleden dat kunnen? Gewoon even onderin de la kijken.