PublicatiesColumnLogica van het onderwijsachterstandenbeleid nog ver te zoeken
Column

Logica van het onderwijsachterstandenbeleid nog ver te zoeken

1

March

2019

Het kabinet wilde meer logica in beleid en een meer evenredige verdeling over gemeenten van de financiering van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (goab). Dit is niet gelukt. Er blijft een enorm onderscheid in de wijze waarop het rijk gemeenten ondersteunt. Zo krijgt een doelgroeppeuter in Amsterdam een rijksbijdrage van 30 euro per uur, in Amstelveen 2 euro.

De afgelopen jaren hebben zowel staatssecretaris Dekker als zijn opvolger minister Slob zich ingezet voor meer logica in het beleid en een meer evenredige verdeling over gemeenten van de financiering van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (goab). In 2015 verwoordde Dekker het nog als volgt: ‘Voor een kind moet het niet uitmaken waar het woont. Elk kind waar vve voor bedoeld is, moet een kwalitatief hoogwaardig vve-aanbod krijgen. Uit de evaluatie van de Wet OKE blijkt dat dit nu nog niet het geval is. Ik wil dan ook een evenwichtige verdeling van de goab-middelen over gemeenten.’

Nieuwe verdeelsleutel

Eind vorig jaar werden de goabmiddelen per gemeente – volgens de nieuwe verdeelsleutel – gepubliceerd en werden de regels rond het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid bekend. Sinds enkele weken weten we ook het aantal doelgroeppeuters waar gemeenten zich met het beleid primair op moeten richten.
Met behulp van een zogenaamd dashboard (CBS, 2019) hebben gemeenten op gemeenteniveau (en zelfs per wijk) inzicht in de groep kinderen die behoort tot de 15 procent kinderen met het grootste risico op een onderwijsachterstand. En vanaf 2020 moeten tenminste al die peuters een aanbod voorschoolse educatie krijgen van gemiddeld 640 uur per jaar.

Enorme verschillen

Volgens de landelijke norm zijn er bijna 40.000 peuters tussen 2,5 en 4 jaar die binnen de landelijk vastgestelde doelgroep vallen. Als we de totale pot aan goab-middelen (2019: 462 miljoen euro) daarover evenredig verdelen zouden gemeenten per peuter een bijdrage moeten krijgen van 11.700 euro per jaar. Verdeeld over een aanbod van 640 uur per jaar betekent dat een rijksbijdrage van ruim 18 euro per uur per doelgroeppeuter. Als we de verdeling per gemeente erop nagaan, zien we dat er enorme verschillen zijn tussen gemeenten. Zo ontvangt de gemeente Amstelveen geen 11.700 euro maar slechts 1305 euro per doelgroeppeuter en ontvangen zij geen rijksbijdrage van 18 euro maar slechts 2 euro per uur per doelgroeppeuter. Je hoeft geen econoom te zijn om te weten dat die bijdrage niet kostendekkend is om een aanbod voorschoolse educatie te bekostigen dat voldoet aan de wettelijke eisen. Er zijn ook gemeenten die het beter treffen. Zo is de gemeente Amsterdam het beste af met een rijksbijdrage van maar liefst 19.300 euro per doelgroeppeuter ofwel ruim 30 euro per uur per doelgroeppeuter voor een aanbod van 640 uur per jaar.
Er zijn allerlei nuances te maken bij deze analyse. Zo zal de bijdrage voor Amsterdam nog wat dalen door een overgangsregeling en zal Amstelveen over enkele jaren geen 2 euro per uur maar 2,20 euro per uur aan bijdrage krijgen in de kosten van de voorschoolse educatie voor de doelgroep.

Verschillende rekenregels

Dat zal echter het enorme verschil in kostendekking niet compenseren en dat betekent dat er – ook met de nieuwe verdeelsystematiek – een enorm onderscheid blijft in de wijze waarop het rijk gemeenten ondersteunt om aan haar nieuwe wettelijke verplichtingen rond het onderwijsachterstandenbeleid te voldoen.
Zo maakt het voor peuters met een achterstandsrisico ook bij de nieuwe regeling wel degelijk uit in welke gemeente je woont: in Aa en Hunze bedraagt het budget per peuter per jaar 2000 euro terwijl in Doesburg dat budget ruim vijf keer zo groot is en 11.000 euro bedraagt.
Die onevenredige verdeling van achterstandsmiddelen heeft alles te maken met het feit dat er voor het vaststellen van de omvang van de doelgroep per gemeente een andere rekenregel is vastgesteld, dan voor de verdeling van het budget. Dat is een wonderlijke constatering als je de ambitie van Dekker uit 2015 – zie eerste alinea – nog eens terugleest.
Nu minister Slob heeft gedefinieerd welke omvang de doelgroep voor voorschoolse educatie heeft, en hij de verplichting heeft omschreven welk aanbod iedere gemeente die peuters moet bieden, zal hij ook de budgetverdeling daarop moeten aanpassen om voor alle peuters met een achterstandsrisico gelijke kansen te creëren. De huidige regeling voldoet niet aan die ambitie.
De minister heeft een internetconsultatie uitgezet om het draagvlak voor dit besluit te verkennen met als sluitingsdatum 22 maart 2019. Het is dus kort dag voor aanbieders en gemeenten om hem te attenderen dat er nog heel wat werk te verzetten is.

Gemeentenaam€ per doelgroeppeuter€ per doelgroep peuteruur (640/jr)Aa en Hunze 2.055  3,21 Hardinxveld-Giessendam 4.576  7,15 Oost Gelre 6.595  10,31 Geertruidenberg 9.319   14,56 Doesburg 11.006   17,20

Reageren? ed@buitenhek.nl.

www.bbmp.nl

column