19
September
2018
Inleiding
Met ingang van 2019 zal de beroepskracht-kind ratio (BKR) voor 0-jarigen worden aangepast van 1 pedagogisch medewerker (PM-er) op 4 kinderen, naar 1 op 3. Er liggen 2 onderzoekrapporten over de geraamde kosteneffecten van deze maatregel. De Praktijktoets van Buitenhek levert een hoger kosteneffect op dan het SEO onderzoek. In deze notitie zijn de verklaringen voor het verschil in de geraamde kosteneffecten op een rij gezet. Daaruit volgt dat de Praktijktoets een representatiever beeld geeft van de werkelijke kosteneffecten bij aanbieders met verschillende omvang dan de SEO rapportage.
Welke verschillen zijn er?
Het verschil in kosteneffecten manifesteert zich vooral op de volgende drie aspecten:
ad 1.
De kosteneffecten van de nieuwe BKR komen in de Praktijktoets van Buitenhek gemiddeld uit op 7,3%, terwijl SEO op gemiddeld 4,7% uitkomt.
ad 2.
Buitenhek komt voor de kleine aanbieders gemiddeld op een kosteneffect van 8,7% (SEO 5,2%), de middelgrote op 5,8% (SEO 4,1%) en de grote organisaties op gemiddeld 4,7% (SEO 4,2%):
ad 3.
Volgens het SEO rapport ervaart 33% van alle organisaties en 35% van de kleine organisaties geen enkele kostentoename (zie tabel 3.5 eindrapport):
In het Praktijktoets onderzoek is het aandeel aanbieders zonder kosteneffecten slechts 6%.
Welke verklaring geeft SEO voor de verschillen?
SZW heeft SEO gevraagd een verschillenanalyse uit te voeren en de resultaten daarvan zijn op 14 september jl. naar de Tweede Kamer heeft verstuurd. Deze verschillenanalyse kent twee conclusies:
Aandeel baby’s praktijktoets te hoog?
In deze analyse is als belangrijkste verklaring voor de hogere kosteneffecten gesteld, dat het aantal baby’s in de Praktijktoets data 23% te hoog zou zijn:
Hoe meer baby’s des te hoger de kosteneffecten van de nieuwe BKR en als er 23% baby’s teveel in het onderzoekbestand van de Praktijktoets zitten, dan levert dat dus hogere kosten op. De conclusie wordt door SEO onderbouwd met onderstaande tabel:
In het onderzoeksbestand van Buitenhek dat SEO heeft beoordeeld, bedraagt het aandeel baby’s 63% (gemeten in verhouding tot het aantal 1-jarigen). Om duidelijkheid te krijgen over de (on)juistheid van dit percentage, is het CBS gevraagd om de landelijk gemiddelde verhouding te bepalen. Deze verhoudingen zijn opgenomen in een aparte bijlage bij de kamerbrief:
Daar staat 61% (onderste pijl wijst hiernaar) als aandeel 0/1 jarigen voor april 2018 (de peildatum van de Praktijktoets). Het CBS heeft dat echter gemeten in aantal opvanguren en niet in aantal kinderen zoals SEO en Buitenhek hebben gedaan. Omdat baby’s relatief iets minder opvanguren maken dan 1-jarigen, is CBS gevraagd aan te geven wat het vergelijkbare cijfer is na correctie van deze uren-verhouding. Dat bedraagt volgens het CBS 62,3%.
Dit bekent dus dat het verschil in aandeel baby’s van de Praktijktoets en landelijk gemiddeld (volgens het CBS) 1% bedraagt (= 63,0% / 62,3%).
De conclusie is dan dat het aandeel baby’s in de Praktijktoets van Buitenhek slechts marginaal afwijkt van de CBS data en dus geen verklaring is voor het verschil in geraamde kosteneffecten met SEO.
Aandeel baby’s bij SEO te laag?
Als er niet teveel baby’s in het Praktijktoets bestand zitten, dan roept dat de vraag op of er niet te weinig baby’s in het SEO onderzoek zitten. Volgens het CBS zou dat aandeel 59,3% (peildatum november 2017) moeten zijn, maar SEO komt uit op 55,0% voor de 71 locaties die zijn geselecteerd voor de vergelijking. Het tekort in aandeel baby’s van SEO ten opzichte van de landelijke cijfers van het CBS bedraagt dus 7,8% (= 59,3% / 55,0%). Dit is een relatief grote afwijking, maar nog geen volledige verklaring voor het verschil in kosteneffect. Het blijkt echter dat SEO daarnaast nog een weging en selectie van locaties heeft toegepast op het bestand dat is aangeleverd voor de Praktijktoets.
Het databestand dat door SEO is aangeleverd voor het Praktijktoets onderzoek omvatte niet de SEO data van slechts 71 locaties maar van 142 locaties. Dat is meer dan de helft van het totaal van de 250 locaties in het totale SEO databestand. Het databestand met deze 142 locaties bevat een ongewogen gemiddeld aandeel baby’s van 50,2%. Het verschil met de landelijke data – ofwel het tekort aan baby’s – bedraagt voor deze selectie dus ruim 18% (59,3% / 50,2%).
Als we binnen deze SEO dataset naar de verschillende grootteklassen van aanbieders kijken, dan blijkt dat bij de grote aanbieders het aandeel baby’s slechts 45,7% bedraagt. Het verschil met de landelijke data (59,3%) levert een tekort op aan baby’s van circa 30% (= 59,3% / 45,7%). In onderstaande tabel het ongewogen gemiddelde per grootteklasse in het SEO databestand dat we hebben kunnen toetsen:
Het door ons getoetste SEO databestand - met 142 locaties - omvat alle (100%) locaties van grote aanbieders en ruim 40% van de locaties van kleine en middelgrote aanbieders van het totale SEO onderzoek. Die toets laat voor alle klassen aantoonbaar te weinig baby’s en dus te lage kosteneffecten zien.
Maakt 2 of 10 dagdelen geen verschil?
De stelling in het SEO rapport is dat 33% van de organisaties en 35% van de kleine organisaties geen enkele kostentoename ervaart (zie tabel 3.5 eindrapport):
In het Praktijktoets onderzoek is het aandeel aanbieders zonder kosteneffecten slechts 6% en ervaren vrijwel alle aanbieders een kosteneffect van de nieuwe BKR:
De verklaring voor dat verschil kan worden gevonden in de onderzoeksmethodiek van SEO waarbij slechts 2 in plaats van alle 10 dagdelen per groep worden gescreend. Die conclusie staat overigens ook in de SEO verschillenanalyse:
De kans dat er kosteneffecten worden geconstateerd bij een volledige inventarisatie van alle 10 dagdelen (Buitenhek) per groep in plaats van 2 dagdelen (SEO) per groep is echter niet ‘wat groter’ maar ‘5 keer zo groot’ en dat verklaart dat in het SEO onderzoek het aandeel aanbieders zonder kosteneffecten ook een factor 5 groter is. Het ligt voor de hand dat het aandeel aanbieders zonder kosteneffecten in de SEO raming sterk wordt overschat door de beperkte steekproef van 2 dagdelen per groep en dat een volledige inventarisatie per groep een realistischer beeld van de werkelijkheid oplevert.
Conclusie
Op basis van de CBS-data is er geen enkele aanleiding om de geraamde kosteneffecten van de Praktijktoets van Buitenhek aan te passen. We concluderen daarbij tevens dat de Praktijktoets een representatiever beeld geeft van de werkelijke kosteneffecten bij aanbieders met verschillende omvang dan de SEO rapportage. Voor een gedetailleerde verschillenanalyse met aanvullende argumentatie verwijzen we naar de opdrachtgevers van het Praktijktoets onderzoek.
Reageren?
Deze notitie wordt samengesteld door medewerkers van Buitenhek Management & Consult. Op onze homepagina kunt u zich hiervoor aanmelden. Reacties op de inhoud van deze nieuwsbrief kunt u richten aan info@buitenhek.nl.